oosten
Nederlands
Woordafbreking
- oos·ten
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oosten | |
verkleinwoord |
oosten o
- (windstreek) een van de windstreken, die op landkaarten overeenkomt met de rechterkant
- De zon komt op in het oosten.
- Duitsland ligt ten oosten van Nederland en België.
Hyponiemen
- Midden-Oosten, beoosten, grootoosten, noordnoordoosten, noordoosten, zuidoosten, zuidzuidoosten
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een van de windstreken, die op landkaarten overeenkomt met de rechterkant
Gangbaarheid
- Het woord oosten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oosten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
oosten
- (windstreek) oosten; een van de windstreken, die op landkaarten overeenkomt met de rechterkant
Sallands
Zelfstandig naamwoord
oosten
- (windstreek) oosten; een van de windstreken, die op landkaarten overeenkomt met de rechterkant
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.