ooglid
Nederlands
Woordafbreking
- oog·lid
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘huidplooi over het oog’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
- samenstelling van oog en lid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ooglid | oogleden |
verkleinwoord | ooglidje | ooglidjes |
Zelfstandig naamwoord
ooglid o
- (anatomie) een beschermend vlies van huid dat over de ogen bewogen kan worden
- Als je met je ogen knippert, beweeg je je ooglid over je ogen.
- Als kind had hij een bleek, vrijwel rond gezicht met zware oogleden, waardoor hij iets van een verdrietige Pierrot had. [2]
Vertalingen
1. een beschermend vlies van huid dat over de ogen bewogen kan worden
Gangbaarheid
- Het woord ooglid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ooglid' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "ooglid" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.