ontucht
Nederlands
Woordafbreking
- on·tucht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onkuisheid’ voor het eerst aangetroffen in 1625 [1]
- Afgeleid van tucht met het voorvoegsel on-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontucht | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
ontucht v/m
- (seksualiteit) seks die tegen de heersende moraal ingaat
- Er is gisteren een 34-jarige man opgepakt wegens het plegen van ontucht.
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- ontucht plegen
Vertalingen
1. seks die tegen de heersende moraal ingaat
ontucht plegen
Gangbaarheid
- Het woord ontucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ontucht' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.