ontpitten
Nederlands
Woordafbreking
- ont·pit·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontpitten |
ontpitte |
ontpit |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
ontpitten
- overgankelijk een vrucht van zijn pit of pitten ontdoen
- Deze olijven zijn ontpit en gevuld met stukjes ansjovis.
Afgeleide begrippen
- ontpitter, ontpitting
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontpitten |
ontpitten
- meervoud verleden tijd van ontpitten
- Wij ontpitten.
- Jullie ontpitten.
- Zij ontpitten.
- Wij ontpitten.
Gangbaarheid
- Het woord ontpitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ontpitten' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.