omzichtig
Nederlands
Woordafbreking
- om·zich·tig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘behoedzaam’ voor het eerst aangetroffen in 1630 [1]
- Samenstellende afleiding van om en zicht met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | omzichtig | omzichtiger | omzichtigst |
verbogen | omzichtige | omzichtigere | omzichtigste |
partitief | omzichtigs | omzichtigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
omzichtig
- met grote zorgvuldigheid, nauwkeurig omziend om fouten te vermijden
- Het afwegen van kleine hoeveelheden stof vergt een omzichtige benadering.
Antoniemen
- onomzichtig
Afgeleide begrippen
Bijwoord
omzichtig
- op omzichtige wijze
- Hij zette omzichtig het gerepareerde toestel weer in elkaar.
Gangbaarheid
- Het woord omzichtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'omzichtig' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.