olijf
Nederlands
![](../I/m/Olea_europaea_subsp_europaeaOliveTree.jpg)
Olea europaea
Uitspraak
- Geluid: olijf (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland, Limburg): /oˈlɛɪf/
- (Vlaanderen, Brabant): /oˈlɛːf/
Woordafbreking
- olijf
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrucht van olijfboom’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | olijf | olijven |
verkleinwoord | olijfje | olijfjes |
Zelfstandig naamwoord
olijf v/m [3]
- (plantkunde) Olea europaea
Olea europaea var. europaea olijfboom - (voeding) (fruit) een vrucht van deze boom
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een vrucht van de olijfboom
Gangbaarheid
- Het woord olijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'olijf' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.