ohm
Nederlands
Woordafbreking
- ohm
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘eenheid van weerstand’ voor het eerst aangetroffen in 1894 [1]
- Vernoemd naar Georg Simon Ohm (1787 -1854), Duits wis- en natuurkundige
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ohm | ohms |
verkleinwoord | ohmpje | ohmpjes |
Zelfstandig naamwoord
ohm m en o
- (natuurkunde), (eenheid) SI-eenheid van elektrische weerstand, weergegeven met symbool Ω
- De grootheid "weerstand" (symbool: R) wordt uitgedrukt in de eenheid ohm (symbool: Ω).
Afgeleide begrippen
- ohmmeter, wet van Ohm, ohms
eenheden van ohm in het Nederlands (nld) |
---|
yocto-ohm • zepto-ohm • atto-ohm • femto-ohm • pico-ohm • nano-ohm • micro-ohm • milliohm • centiohm • deciohm • ohm • decaohm • hecto-ohm • kilo-ohm • megaohm • gigaohm • teraohm • petaohm • exaohm • zettaohm • yottaohm |
Gangbaarheid
- Het woord ohm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ohm' herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.