offensief

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • of·fen·sief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanvallend’ voor het eerst aangetroffen in 1587 [1]
  • afgeleid van offensie met het achtervoegsel -ief [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord offensief offensieven
verkleinwoord offensiefje offensiefjes

Zelfstandig naamwoord

offensief o

  1. een aanvallende actie
    • Het geslaagde Italiaanse offensief, de Engelsen in Doornik, de Amerikanen in Chátillon... het was duidelijk dat ze op de goede weg zaten. [3] 
Synoniemen
Hyponiemen
  • Ardennenoffensief, contraoffensief, charmeoffensief, luchtoffensief, Praagoffensief
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen offensiefoffensieveroffensiefst
verbogen offensieveoffensievereoffensiefste
partitief offensiefsoffensievers-

Bijvoeglijk naamwoord

offensief

  1. aanvallend
  2. beledigend
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord offensief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.