defensief

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fen·sief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verdedigend’ voor het eerst aangetroffen in 1549 [1]
  • afgeleid van defensie met het achtervoegsel -ief
enkelvoud meervoud
naamwoord defensief defensieven
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

defensief

  1. verdediging
    • Defensie in het defensief 
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen defensiefdefensieverdefensiefst
verbogen defensievedefensieveredefensiefste
partitief defensiefsdefensievers-

Bijvoeglijk naamwoord

defensief

  1. verdedigend, beschuttend
    • Bij defensieve geneeskunde worden onderzoeken niet gedaan in het belang van de patiënt, maar om de risico's voor de arts op een schadeclaim te verminderen. 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord defensief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.