neteldoek
Nederlands
Woordafbreking
- ne·tel·doek
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘weefsel’ voor het eerst aangetroffen in 1623 [1]
- samenstelling van netel en doek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neteldoek | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
neteldoek o
- (huishouden) losgeweven stof in effen binding, vroeger vervaardigd uit de bastvezels van sommige soorten netels (urtica dioica
), later van katoen en in dat geval hetzelfde als mousseline
Gangbaarheid
- Het woord neteldoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'neteldoek' herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.