neger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans of Portugees, in de betekenis van ‘zwarte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1644 [1]
  • Van het Portugese negro (zwart), vergelijk het Franse nègre. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord neger negers
verkleinwoord negertje negertjes

Zelfstandig naamwoord

neger m

  1. iemand met een van nature donkere huid
    • Uit de grammofoon schalde jazzmuziek, achter de bar stond een neger uit Amerika. [3]
    • Tien kleine negertjes liepen in de regen [4]
Opmerkingen
  • Sommige mensen hebben moeite met het gebruik van het woord "neger".
Hyponiemen
  • austraalneger, bosneger, bronneger, sausneger, zandneger, zoutwaterneger
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
negeren

neger

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van negeren
    • Ik neger. 
  2. gebiedende wijs van negeren
    • Neger! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van negeren
    • Neger je? 

Gangbaarheid

  • Het woord neger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.