naamdag
Nederlands
Woordafbreking
- naam·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van naam zn en dag zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naamdag | naamdagen |
verkleinwoord | naamdagje | naamdagjes |
Zelfstandig naamwoord
naamdag m
- een dag waarop een heilige wordt herdacht
- Buiten Limburg wordt in het Nederlands taalgebied iemands naamdag zelden gevierd.
- Meester Valentijn viert zijn naamdag op 14 februari
Spreekwoorden
- Barbara heeft haar naamdag op 4 december, want dan wordt Sint-Barbara herdacht.
Vertalingen
1. een dag waarop een heilige wordt herdacht
Gangbaarheid
- Het woord naamdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'naamdag' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.