naamdag

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • naam·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord naamdag naamdagen
verkleinwoord naamdagje naamdagjes

Zelfstandig naamwoord

naamdag m

  1. een dag waarop een heilige wordt herdacht
    • Buiten Limburg wordt in het Nederlands taalgebied iemands naamdag zelden gevierd. 
    • Meester Valentijn viert zijn naamdag op 14 februari 
Spreekwoorden
  • Barbara heeft haar naamdag op 4 december, want dan wordt Sint-Barbara herdacht.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord naamdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.