motief
Nederlands
Woordafbreking
- mo·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beweegreden’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- Naamwoord van handeling van motiveren
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | motief | motieven |
verkleinwoord | motiefje | motiefjes |
Zelfstandig naamwoord
motief o
- de reden om iets te doen
- De jongen had geen motief voor de moord.
- een zich herhalend patroon (ook (muziek))
- De blouse had een beetje een vreemd motief.
- onderwerp dat in een verhaal etc. wordt uitgediept, leidmotief
Synoniemen
- [1] beweegreden, drijfveer, reden
Hyponiemen
|
|
|
|
Vertalingen
1. de reden om iets te doen
2.3.
|
Gangbaarheid
- Het woord motief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'motief' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.