moreel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  moreel    (hulp, bestand)
  • IPA: /moˈrel/
Woordafbreking
  • mo·reel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zedelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1889 [1]
  • afgeleid van het Frans moral of van het Latijnse morus met het achtervoegsel -eel [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord moreel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

moreel o

  1. de geestesgesteldheid, geestelijke weerbaarheid, moed, werkkracht of strijdlust die iemand bezit
    • Het moreel van de troepen is hoog. 
Verwante begrippen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen moreelmorelermoreelst
verbogen morelemoreleremoreelste
partitief moreelsmorelers-

Bijvoeglijk naamwoord

moreel

  1. wat het moreel betreft
    • Het optreden van deze acteurs gaf de soldaten een morele opkikker. 
  1. wat de moraal, de zeden of de normen betreft
    • Hoewel wettelijk toegestaan is deze handelswijze is toch niet moreel te noemen. 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord moreel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.