mogendheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·gend·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘natie’ voor het eerst aangetroffen in 1526 [1]
  • Afgeleid van het onvoltooid deelwoord van mogen met het achtervoegsel -heid [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mogendheid mogendheden
verkleinwoord mogendheidje mogendheidjes

Zelfstandig naamwoord

mogendheid v

  1. (politiek) een souvereine staat (die een dominante positie inneemt)
    • Nederland was ooit een vrij belangrijke mogendheid, vanwege zijn koloniale rijk. 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mogendheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.