miserie
Nederlands
Woordafbreking
- mi·se·rie
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | miserie | miseries |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
miserie v [2]
- groot verdriet
- De Slowaak Peter Sagan won de 75ste editie van Gent-Wevelgem. Vanwege het winterweer werd de klassieker ingekort. „Het is overal dikke miserie.” [3]
- grote armoede
- Knutselaars worden niet gedwongen of bedreigd door professionele criminelen, zeggen Jonkergouw en Bos. Het zijn geen zielepieten, zegt Bos. „Het zijn mensen die voor duizenden euro’s aan professionele apparatuur in hun woning zetten, of laten zetten. Ze hebben het doel elke acht tot tien weken vele duizenden euro’s te verdienen. En ze werken hoe dan ook samen met mensen die dieper in de hennepwereld zitten.” Volgens Jonkergouw zijn knutselaars mensen met problemen die, als ze gepakt worden, nog dieper in de miserie zakken. [4]
Gangbaarheid
- Het woord miserie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'miserie' herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- miserie op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Maarten Scholten 25 maart 2013
- NRC Esther Wittenberg 15 oktober 2011
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.