matrix

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·trix
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘getallenschema’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1919 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord matrix matrices
matrixen
verkleinwoord matrixje matrixjes

Zelfstandig naamwoord

matrix v

  1. (wiskunde) een rechthoekig blok getallen waaraan bepaalde rekenregels toegekend worden
    • Het vermenigvuldigen van twee matrices commuteert niet, zodat A.B niet hetzelfde is als B.A. 
  1. (scheikunde), (geologie) het materiaal waarin iets ingebed zit
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord matrix staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
matrix matrices

Zelfstandig naamwoord

matrix

  1. (wiskunde) matrix
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.