malen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  malen    (hulp, bestand)
  • IPA: /malə(n)/
Woordafbreking
  • ma·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘fijnmaken’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Oorspronkelijk een klasse 6 werkwoord met onvoltooid verleden tijd moel.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
malen
maalde
gemalen
zwak -d

gemengd

volledig

Werkwoord

malen [2]

  1. overgankelijk tussen twee harde voorwerpen fijnwrijven [3]
    • Ik heb verse koffie gemalen. 
  1. overgankelijk (voeding) (water) uitpompen met een molen of gemaal
  2. overgankelijk kauwen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
malen
maalde
gemaald
zwak -d volledig

Werkwoord

malen

  1. onovergankelijk vervelende gedachten door het hoofd laten gaan tobben [4] [5]
  2. (verouderd) schilderen [6] [7]

Zelfstandig naamwoord

malen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord maal
    • Een aantal malen keek hij om. 

Gangbaarheid

  • Het woord malen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Middelnederlands

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
malen moel moelen gemalen
klasse 6 volledig  

Werkwoord

malen

  1. (koren) fijnmalen
    • Sijn broot was gerstijn [...], dat darsch hi ende moel ook mede. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.