makreel

Nederlands

Uitspraak

Geluid: makreel (hulp, bestand)

Woordafbreking

ma·kreel

Woordherkomst en -opbouw

Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1270 [1]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	makreel	makrelen
verkleinwoord	makreeltje	makreeltjes

Zelfstandig naamwoord

makreel m

(vissen) Scomber scomber, een vis, familie van de makreelachtigen zoals tonijn en boniet

Vertalingen

1. Scomber scomber, een vis, familie van de makreelachtigen zoals tonijn en boniet

Deens: makrel ^(da)
Duits: Makrele ^(de) v
Engels: mackerel ^(en)
Esperanto: skombro ^(eo)
Frans: maquereau ^(fr) m
Hongaars: makréla ^(hu)
Italiaans: sgombro ^(it) m

Noors: makrell ^(no)
Papiamento: makré, makrel
Portugees: cavala ^(pt)
Sloveens: skuša ^(sl) v
Spaans: caballa ^(es), escombro ^(es)
Turks: uskumru ^(tr)
Zweeds: makrill ^(sv)

Gangbaarheid

Het woord makreel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'makreel' herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

"makreel" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.