maatschap
Nederlands
Woordafbreking
- maat·schap
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘samenwerkingsverband’ voor het eerst aangetroffen in 1364 [1]
- afgeleid van maat met het achtervoegsel -schap [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maatschap | maatschappen |
verkleinwoord | maatschapje | maatschapjes |
Zelfstandig naamwoord
maatschap v [3]
- (juridisch) overeenkomst waarbij twee of meer personen een bepaalde samenwerking aangaan
Gangbaarheid
- Het woord maatschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'maatschap' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.