losgeld

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord losgeld losgelden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

losgeld o

  1. geld betaald voor iemands vrijlating
    • De bandieten eisten een groot losgeld voor de gijzelaars die zij overweldigd hadden. 
  1. (figuurlijk) goederen die betaald moeten worden voor iemands vrijlating
    • Verder eisen wij een losgeld voor de Koning van 200 kwasten en 500 verfpotten, bijeen te brengen door de inwoners van Perspektivum. [1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord losgeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 94
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.