loof

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loof
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gebladerte’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord loof (loveren)
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

loof o

  1. gebladerte
  2. (biologie) weefsel van lagere cryptogamen, waarbij zich geen verdeling in wortel, stengel en blad voordoet
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
loven

loof

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loven
    • Ik loof. 
  2. gebiedende wijs van loven
    • Loof! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loven
    • Loof je? 

Gangbaarheid

  • Het woord loof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.