loven

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘prijzen’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • van Middelnederlands loven, van Oudnederlands lovan, lovon[2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
loven
loofde
geloofd
zwak -d volledig

Werkwoord

loven

  1. overgankelijk blijk geven van bewondering
    • Bijna alle artiesten loofden de kwaliteit van de Nederlandse inzending. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord loven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • lo·ven
Naar frequentie 1508

Zelfstandig naamwoord

loven

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van lov

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • lo·ven
Naar frequentie 1354

Zelfstandig naamwoord

loven

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van lov

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • lo·ven

Zelfstandig naamwoord

loven

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van lov
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.