limbo
Nederlands
Woordafbreking
- lim·bo
Woordherkomst en -opbouw
- o/m van Latijn limbo "aan de rand"
- m [1]: verwijzing naar de religieuze betekenis (o/m) omdat de dans oorspronkelijk als ritueel was bedoeld om geliefden uit het voorgeborchte naar de hemel te laten gaan
- m [2]: afgeleid van Limburg met het achtervoegsel -o [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | limbo | limbo's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
limbo o / m
- (religie) (rooms-katholiek) plaats voor de zielen van mensen die niet als zondaars kunnen worden beschouwd en dus niet naar de hel gaan, maar die niet gedoopt zijn en dus ook niet tot de hemel worden toegelaten
- (figuurlijk) aparte tussenpositie die men krijgt toebedeeld
Zelfstandig naamwoord
limbo m
- dans uit Trinidad waarbij men met achterovergebogen lichaam onder een steeds lager gehouden horizontale lat door moet bewegen
- (pejoratief) iemand uit Limburg
Gangbaarheid
- Het woord limbo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'limbo' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Latijn
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- lim·bo
Naar frequentie | 16236 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | limbo | |||
genitief | limbos |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.