limbo

1. dans uit Trinidad waarbij men met achterovergebogen lichaam onder een steeds lager gehouden horizontale lat door moet bewegen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  limbo    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɪmbo/
Woordafbreking
  • lim·bo
Woordherkomst en -opbouw
  • o/m van Latijn limbo "aan de rand"
  • m [1]: verwijzing naar de religieuze betekenis (o/m) omdat de dans oorspronkelijk als ritueel was bedoeld om geliefden uit het voorgeborchte naar de hemel te laten gaan
  • m [2]: afgeleid van Limburg met het achtervoegsel -o [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord limbo limbo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

limbo o / m

  1. (religie) (rooms-katholiek) plaats voor de zielen van mensen die niet als zondaars kunnen worden beschouwd en dus niet naar de hel gaan, maar die niet gedoopt zijn en dus ook niet tot de hemel worden toegelaten
  2. (figuurlijk) aparte tussenpositie die men krijgt toebedeeld
Synoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord limbo limbo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

limbo m

  1. dans uit Trinidad waarbij men met achterovergebogen lichaam onder een steeds lager gehouden horizontale lat door moet bewegen
  2. (pejoratief) iemand uit Limburg

Gangbaarheid

  • Het woord limbo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Latijn

Zelfstandig naamwoord

  1. ablatief van limbus op, in of vanuit de rand
Overerving en ontlening

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • lim·bo
Naar frequentie 16236
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   limbo                    
genitief   limbos                    

Zelfstandig naamwoord

limbo

  1. (dans) een Caribische dans
Hyperoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.