lesgroep
Nederlands
Woordafbreking
- les·groep
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van les zn en groep zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lesgroep | lesgroepen |
verkleinwoord | lesgroepje | lesgroepjes |
Zelfstandig naamwoord
lesgroep m/v
- (onderwijs) mensen die regelmatig samen onderwijs krijgen, waarbij aanzienlijke onderlinge verschillen in basiskennis kunnen bestaan en het mogelijk is dat er op den duur deelnemers bijkomen of weggaan
- De Alfa-NT2-groepen op het ROC Ter AA in Helmond hadden, zoals zoveel alfabetiseringsgroepen in het land, deelnemers met zeer uiteenlopende niveaus in één lesgroep. Met een klassikale methode was in deze heterogene groepen niet of nauwelijks efficiënt te werken. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'lesgroep' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lesgroep' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.