leperd
Nederlands
Woordafbreking
- le·perd
Zelfstandig naamwoord
- een intelligent iemand die niet eerlijk of oprecht is
- Bij een speelpleintje in Oudenaarde staat sinds dit weekend een flitspaal langs de kant van de weg. Geen exemplaar dat foto’s neemt van nummerplaten en boetes genereert, wel een ding van hout en bordkarton, netjes grijs geschilderd en op het eerste gezicht helemaal echt. Wie de imitatieflitspaal neerpootte, is een mysterie. De bedoeling van de leperd lijkt wel duidelijk: hardrijders afschrikken waar kinderen spelen.[4]
- leep persoon
- Het `Onbekend(e) aapje in bergen in Tanzania' (NRC Handelsblad, 20 mei) wordt volgens het artikel door lokale jagers `kijunji' genoemd. Mijn Swahili woordenboek leert mij dat dit `de schalkse, de heimelijke, de leperd', betekent.[5]
Synoniemen
- [1] slimmerd, gladakker, gladjakker, gladjanus, glibber, linkerd, linkmiechel, smiecht, schalkse, heimelijke, bedrieger, slimmerd, guit, sluwerd
Gangbaarheid
- Het woord leperd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'leperd' herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- leperd op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Standaard 13/02/2017 pma, jvr
- NRC N.J. Heering 6 juni 2005
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.