leep
Nederlands
Woordafbreking
- leep
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘sluw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1504 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | leep | leper | leepst |
verbogen | lepe | lepere | leepste |
partitief | leeps | lepers | - |
Uitdrukkingen en gezegden
- Van de leep krijgen ( of geven)
Gangbaarheid
- Het woord leep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'leep' herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "leep" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- leep op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.