lateraal
Nederlands
Woordafbreking
- la·te·raal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ter zijde’ voor het eerst aangetroffen in 1777 [1]
- afgeleid van het Franse lateral of het Latijnse 'latus' (zijde, kant) met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | lateraal | lateraler | lateraalst |
verbogen | laterale | lateralere | lateraalste |
partitief | lateraals | lateralers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
lateraal
Hyponiemen
- bilateraal, contralateraal, heterolateraal, homolateraal, ipsilateraal, multilateraal, trilateraal, unilateraal
Afgeleide begrippen
- bilateraliteit, lateraalpunt, lateraalsystem, lateraalvlak, lateraliteit, unilateralisme
Vertalingen
1. aan de zijkant (buitenkant)
Gangbaarheid
- Het woord lateraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lateraal' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.