bilateraal
Nederlands
Woordafbreking
- bi·la·te·raal
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘van twee kanten’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van lateraal met het voorvoegsel bi- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bilateraal | bilateraler | bilateraalst |
verbogen | bilaterale | bilateralere | bilateraalste |
partitief | bilateraals | bilateralers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bilateraal
- (medisch) aan twee kanten, in twee richtingen (buitenkanten)
- Bilateraal gehoorverlies.
- met, of van twee kanten, belangen, partijen etc.
- De topconferentie bracht geen overeenstemming, enkele landen zullen nu trachten een bilateraal akkoord te sluiten.
Vertalingen
1. aan twee kanten, in twee richtingen (buitenkanten)
Gangbaarheid
- Het woord bilateraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bilateraal' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.