kromheid
Nederlands
Woordafbreking
- krom·heid
Zelfstandig naamwoord
kromheid v [1]
- (figuurlijk) het niet logisch of rechtlijnig zijn van iets
- "Gaandeweg dit traject ben ik me steeds meer gaan verbazen over de enorme kromheid van dit beleid en de grote hoeveelheid haken en ogen die er op juridisch gebied bij komen kijken", legde Tim eerder uit. [2]
- het niet recht zijn
- Brussel hoopt de groeiende euroscepsis de wind uit de zeilen te kunnen nemen. Geen gedoe meer over de kromheid van een banaan of komkommer, hopen Juncker en diens commissie. [3]
Synoniemen
- [1] oneerlijk, onrechtvaardig, onbegrijpelijk
- [2] meander, kronkel, kromte, buiging, bochtigheid
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'kromheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kromheid' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Telegraaf 08 nov. 2012 BNN'er Tim Hofman gewoon thuis
- De Telegraaf 16 dec. 2014 Timmermans maakt schoon schip in Brussel
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.