kronkel
Nederlands
Woordafbreking
- kron·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kronkel | kronkels |
verkleinwoord | kronkeltje | kronkeltjes |
Zelfstandig naamwoord
kronkel m
- herhaaldelijk sterk gekromde lijn of vorm
- Simon Carmiggelt publiceerde columns onder het pseudoniem Kronkel
Hyponiemen
- darmkronkel, gedachtekronkel, hersenkronkel
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kronkelen |
kronkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kronkelen
- Ik kronkel.
- gebiedende wijs van kronkelen
- Kronkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kronkelen
- Kronkel je?
Gangbaarheid
- Het woord kronkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kronkel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.