kreupel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kreu·pel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mank’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1284 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kreupelkreupelerkreupelst
verbogen kreupelekreupelerekreupelste
partitief kreupelskreupelers-

Bijvoeglijk naamwoord

kreupel [2] [3] [4] [5]

  1. dusdanig aan lichamelijk letsel onderhevig dat men zich niet of niet goed kan voortbewegen
    • Hij werd met die slag met het zwaard van zijn tegenstander niet gedood maar wel kreupel geslagen. 
  1. gebrekkig, slecht
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kreupelen

kreupel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kreupelen
    • Ik kreupel. 
  2. gebiedende wijs van kreupelen
    • Kreupel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kreupelen
    • Kreupel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kreupel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.