kreupelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kreu·pe·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kreupelen
kreupelde
gekreupeld
zwak -d volledig

Werkwoord

kreupelen

  1. overgankelijk kreupel slaan, een persoon of dier dusdanig letsel toebrengen dat het zich voortbewegen blijvend bemoeilijkt of onmogelijk wordt
    • Het paard werd door de aandoening aan zijn hoeven gekreupeld. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

kreupelen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kreupele

Gangbaarheid

  • Het woord kreupelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.