cojo

Spaans

Uitspraak

IPA: /'ko.xo/

Woordafbreking

co·jo

enkelvoud	meervoud
cojo	cojos

Zelfstandig naamwoord

cojo m

kreupele, manke

	enkelvoud	meervoud
mannelijk	cojo	cojos
vrouwelijk	coja	cojas

Bijvoeglijk naamwoord

cojo

kreupel, mank

Werkwoord

vervoeging van
coger

cojo

eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van coger

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.