kransen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kran·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kransen
kranste
gekranst
zwak -t volledig

Werkwoord

kransen

  1. wederkerend een krans vormen
    • Aan de tafel, midden in de kamer, met het roode tafelkleed, waarop zich akelig zwarte bloemen kransten, zat een bleek schepseltje, een groote mand met maaswerk vóór zich.[1] 

Zelfstandig naamwoord

kransen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord krans

Gangbaarheid

  • Het woord kransen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. "Hilda van Suylenburg"
    Cécile de Jong van Beek en Donk, 1897
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.