krank

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  krank    (hulp, bestand)
  • IPA: /krɑŋk/
Woordafbreking
  • krank
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen krankkrankerkrankst
verbogen krankekrankerekrankste
partitief krankskrankers-

Bijvoeglijk naamwoord

krank

  1. doodziek
    • Een oude pastoor die had een koe, doch zij werd krank en ik weet niet hoe. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord krank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
63 %van de Vlamingen.

Duits

stellend vergrotend overtreffend
krank
kränker
am kränkesten
alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

krank

  1. ziek
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.