korrel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kor·rel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘graantje, rond, hard lichaampje’ voor het eerst aangetroffen in 1484 [1]
  • afgeleid van het Middelnederlandse corn(e) of koorn met het achtervoegsel -el en assimilatie van de -n- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord korrel korrels
verkleinwoord korreltje korreltjes

Zelfstandig naamwoord

korrel m

  1. een enkele zaad van graan
    • Voor volkorenbrood gebruikt men meel waarin de gehele korrel is verwerkt.. 
  1. basisdeeltje waaruit een granulair, korrelig materiaal bestaat
    • Bij klei zijn de afzonderlijke korrels uiterst klein. 
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • met een korreltje zout nemen
niet geheel serieus nemen
  • iemand op de korrel nemen
iemand bekritiseren, bespotten
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • korrelbeton, korrelganzenvoet, korrelgrootte, korrelhagel, korrelig, korrelklier, korrelreactor, korrelsneeuw
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
korrelen

korrel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van korrelen
    • Ik korrel. 
  2. gebiedende wijs van korrelen
    • Korrel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van korrelen
    • Korrel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord korrel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.