koord

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koord
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘touw’ voor het eerst aangetroffen in 1277 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord koord koorden
verkleinwoord koordje koordjes

Zelfstandig naamwoord

koord o/v

  1. een middel om zaken bij elkaar te binden
    • Het koord brak en de lading viel van het dak af. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord koord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.