komiek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·miek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grappig’ voor het eerst aangetroffen in 1653 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord komiek komieken
verkleinwoord komiekje komiekjes

Zelfstandig naamwoord

komiek m

  1. (beroep) iemand die een publiek vermaakt door ze aan het lachen te brengen
    • het is misschien wel een goed idee om een komiek in de Italiaanse regering op te nemen, aan een clown waren ze al jaren gewend 
Synoniemen
Hyponiemen
  • droogkomiek, filmkomiek, karakterkomiek, revuekomiek, televisiekomiek, tv-komiek
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen komiekkomiekerkomiekst
verbogen komiekekomiekerekomiekste
partitief komiekskomiekers-

Bijvoeglijk naamwoord

komiek

  1. lachlust opwekkend
    • Dat veroorzaakte een uiterst komieke situatie. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord komiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.