kokosmakroon

Nederlands

kokosmakronen
Uitspraak
  • Geluid:  kokosmakroon    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈko.kɔs.maˌkron/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈko.kɔs.maˌkron/
Woordafbreking
  • ko·kos·ma·kroon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kokosmakroon kokosmakronen
verkleinwoord kokosmakroontje kokosmakroontjes

Zelfstandig naamwoord

kokosmakroon m

  1. (voeding) een ronde koek op kokosbasis op een stuk rond ouwel
    • Die jongen stond op de stoep zijn kokosmakroon te eten. 
  1. (scheldwoord) iemand die zich dom of onhandig gedraagt[1]
    • Die manier van op een splitsing af rijden is ook gewoon laten zien dat je geen greintje verstand in je pinda hebt, wat een kokosmakroon ben je dan zeg. [2]
Opmerkingen
  • Dit woord bestaat naast het minder gebruikelijke maar oorspronkelijke "kokosmakron".
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Verwijzingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord kokosmakroon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.