koerier
Nederlands
Woordafbreking
- koe·rier
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bode’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koerier | koeriers |
verkleinwoord | koeriertje | koeriertjes |
Zelfstandig naamwoord
koerier m
- Dit werd hem per koerier bericht.
- Bel de Fietsdienst even voor een koerier om dit pakje weg te brengen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- koeriersmachine
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord koerier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'koerier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.