koepel
Nederlands
Woordafbreking
- koe·pel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘halfbolvormige overwelving’ voor het eerst aangetroffen in 1600 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koepel | koepels |
verkleinwoord | koepeltje | koepeltjes |
Zelfstandig naamwoord
koepel m
- (bouwkunde) een gewelf in de vorm van een halve bol of een halve ellipsoïde
- Het Pantheon van Rome is één van de oudste koepels.
- (wiskunde) een ruimtelijke figuur, veelvlak
- Een vijfhoekige koepel is in de meetkunde een Johnson-lichaam.
- (in samenstellingen van woorden) een overkoepelend orgaan
- Volgens de koepelorganisatie van wooncorporaties ligt de oorzaak onder meer in de hoge prijs van de koopwoningen.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- koepeldak, koepelgevangenis, koepelgewelf, koepelgraf, koepelkerk (1), koepelmoskee, koepelorganisatie (3), koepeloven, koepelraam, koepeltent (1), koepelvormig
Vertalingen
1. een gewelf in de vorm van een halve bol of een halve ellipsoïde
2. een ruimtelijke figuur, veelvlak
Gangbaarheid
- Het woord koepel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'koepel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.