knop

[1] Twee knoppen.
De bovenkant van een zwaard met bovenaan de ronde knop, daaronder het gevest, daaronder de horizontale stootplaat, en daaronder de bovenkant van de kling

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knop    (hulp, bestand)
  • IPA: /knɔp/
Woordafbreking
  • knop
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘rond voorwerp als versiering, bescherming of handvat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord knop knoppen
verkleinwoord knopje knopjes

Zelfstandig naamwoord

knop m

  1. klein, meestal rond, uitstekend deel van een apparaat bedoeld om in te drukken ter besturing ervan
  2. (plantkunde) het begin van een uitloper zoals tak, blad of bloem van een plant
  3. uiteinde van een steekwapen aan de kant van het handvat
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord knop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord knop knoppe
verkleinwoord knoppie knoppies

Zelfstandig naamwoord

knop

  1. knop
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.