gevest

Nederlands

De bovenkant van een zwaard met bovenaan de ronde knop, daaronder het gevest, daaronder de horizontale stootplaat, en daaronder de bovenkant van de kling
Uitspraak
  • Geluid:  gevest    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈvɛst/
Woordafbreking
  • ge·vest
enkelvoud meervoud
naamwoord gevest gevesten
verkleinwoord gevestje gevestjes

Zelfstandig naamwoord

gevest o

  1. handvat van een zwaard of een ander steekwapen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘handvat van blank wapen’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • vervoeging van vesten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt [2]

Werkwoord

vervoeging van
vesten

gevest

  1. voltooid deelwoord van vesten

Gangbaarheid

  • Het woord gevest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.