knoeien

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
knoeiengeknoeid
knoeier
Uitspraak
Woordafbreking
  • knoei·en
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘morsen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1617 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
knoeien
knoeide
geknoeid
zwak -d volledig

Werkwoord

knoeien

  1. inergatief slecht of slordig werk leveren
    • De kinderen knoeiden lekker in de modder en hun moeder was blij dat ze oude kleren aanhadden. 
  1. overgankelijk aan/in elkaar ~ iets slordig vervaardigen
    • Ze hadden de verwarmingsbuis echt aan elkaar geknoeid. 
  1. inergatief onjuist of onwettig omgaan met gelden of de boekhouding ervan
    • Er was geknoeid met de begroting van de gemeente en iemand was er met veel geld vandoor. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord knoeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.