klier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klier    (hulp, bestand)
  • IPA: /klir/
Woordafbreking
  • klier
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vochtafscheidend orgaan’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
  • Van Middelnederlands cliere; verdere oorsprong geheel onduidelijk
enkelvoud meervoud
naamwoord klier klieren
verkleinwoord kliertje kliertjes

Zelfstandig naamwoord

klier m

  1. (informeel) een onuitstaanbaar mens.
    • Wat ben jij toch een klier, zeg! 

klier v/m

  1. (biologie) een orgaan dat een stof afscheidt.
    • Speeksel wordt gemaakt in klieren in de mond. 
  1. (biologie) een cel die een product afscheidt dat door een plant niet verder verwerkt wordt.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord klier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
klieren

klier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klieren
    • Ik klier. 
  2. gebiedende wijs van klieren
    • Klier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klieren
    • Klier je? 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.