kleuter
Nederlands
Woordafbreking
- kleu·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleuter | kleuters |
verkleinwoord | kleutertje | kleutertjes |
Zelfstandig naamwoord
kleuter m
- een jong kind in de leeftijd van vier tot zes jaar
- De kleuter fietste op zijn driewieler door het huis.
Afgeleide begrippen
- kleuterbad, kleutergedrag, kleuterjaren, kleuterjuf, kleuterklas, kleuterleeftijd, kleuterleidster, kleuteronderwijs, kleuterperiode, kleuterprogramma, kleuterschool, kleutertuin
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kleuteren |
kleuter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleuteren
- Ik kleuter.
- gebiedende wijs van kleuteren
- Kleuter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleuteren
- Kleuter je?
Gangbaarheid
- Het woord kleuter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kleuter' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.