klant

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘cliënt’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord klant klanten
verkleinwoord klantje klantjes

Zelfstandig naamwoord

klant m

  1. afnemer van een product of dienst van een leverancier
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord klant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.