kikker

[1]: Een kikker
[2]: Een kikker met een touw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kikker    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɪkər/
Woordafbreking
  • kik·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kikvorsachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1623 [1]
  • [1]: Een onomatopee van het geluid dat het dier maakt
  • [2]: Naar de vorm van [1]
  • Naamwoord van handeling van kikken met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kikker kikkers
verkleinwoord kikkertje kikkertjes

Zelfstandig naamwoord

kikker m

  1. (amfibieën) gewerveld dier dat vier poten heeft maar geen staart
    • De kikker gelijkt op de pad, maar is wel degelijk een ander dier. 
  1. (scheepvaart), (molenaarsambacht) een dubbele haak ter bevestiging van een touw
Synoniemen
  • [1]: (schrijftaal, Oost-Brabants, Noord-Limburgs, Zuid-Gelders) kikvors
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kikkeren

kikker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kikkeren
    • Ik kikker. 
  2. gebiedende wijs van kikkeren
    • Kikker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kikkeren
    • Kikker je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord kikker kikkers

Zelfstandig naamwoord

kikker

  1. (amfibieën) kikker


Noors

Woordafbreking
  • kik·ker
Naar frequentie 4716
  1. bekritiseren, klagen

Werkwoord

kikker

  1. tegenwoordige tijd van kikke
  2. vluchtig kijken

Werkwoord

kikker

  1. tegenwoordige tijd van kikke
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.