keuren
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
keuren | keurend |
keuring | gekeurd |
Woordafbreking
- keu·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
keuren |
keurde |
gekeurd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
keuren
- overgankelijk zich een oordeel vormen over de waarde of deugdelijkheid van iets
- Zij werden eerst gekeurd voordat zij werden toegelaten.
Hyponiemen
- afkeuren, bekeuren, goedkeuren, herkeuren, verkeuren
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord keuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'keuren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.